Baby Blue

Click here for English textEnglish
Nederlands

Evelien's HomepageHomepage
Evelien's DagboekDagboek
Evelien's Audio ColumnsColumns
Evelien's ZoekmachineZoeken
Evelien's ToneelpaginaToneel
Evelien's Acorn paginaAcorn
RobocupRobocup
Evelien's BookmarksLinks
GamesGames
Evelien's CVCV
Evelien's BBS emulatieBBS



Een reis door de nacht

Bij cafe Centraal moeten we ons melden. We laten onze kaartjes zien en krijgen te horen dat we moeten wachten op onze reisleider. De reisleider haalt ons op en het gaat met grote snelheid het cafe uit, naar de IJssalon Van Bokhoven op de Boterbrug. Hier zit een jongen in een matrozenpakje met een sprekende computer. Na een tijdje ontdekken we dat hij telkens dezelfde toetsen indrukt:
 B - A - B - Y - B - L - U - E
We zitten dus nog steeds goed, maar wat duurt dat lang! Er komt iemand van de organisatie binnen, die met de eigenaar van de ijssalon begint te smoezen. "Vertraging", vangen we op. En: "Technische problemen: twee radiowagens uitgevallen." We krijgen een kopje koffie om de wachttijd te bekorten. Dan, plotseling, komt er weer aktie: Een dame in een fraaie jurk betreedt de ijssalon met een bosje rozen. Ook zij smoest met de eigenaar en ze vertrekt weer, maar nu met diepvries-rozen: Zij zijn ingevroren in een blok ijs! Onze reisleider wenkt, we moeten mee. De koffie blijft achter. Verlies...

Opnieuw is het hollen geblazen. Dit keer gaan we, door het steegje naast De Waag, naar het stadhuis. We gaan het stadhuis aan de achterkant binnen en komen, via de trouwzaal, in de burgerzaal aan de voorkant van het stadhuis terecht. Middenin de burgerzaal ligt een oude man op tafel. Is hij dood? Ligt hij daar opgebaard? Zo ziet het er wel uit. In zijn handen houdt hij een zandloper. Dood...

Rondom de tafel met de opgebaarde man is een 18e eeuws gezelschap aan het dansen. Het vreemde is, dat er geen muziek klinkt. Al snel krijgen we in de gaten dat de dansers wel muziek horen: Ze dragen allemaal een draadloze koptelefoon. Als het dansje is afgelopen, nemen de dansers hun koptelefoon af, en zetten die op het hoofd van iemand uit het publiek. We zijn nu van elkaar afgesloten en kunnen niet meer overleggen over wat ons overkomt. We moeten weer verder. We gaan het stadhuis aan de voorkant uit, en worden naar gereedstaande koetsjes geleid. De koetsjes zijn helemaal geblindeerd en binnen is het aardedonker. Het enige licht dat je ziet zijn de groene LEDjes op de koptelefoons van de medereizigers. De koetsjes komen in beweging. In het begin probeer ik de bochten nog te tellen, maar al snel ben ik de draad kwijt. Waar gaan we naartoe? In de koptelefoon horen we muziek, af en toe onderbroken door teksten: "C'est la vie, c'est la fuckin' vie". Teleurstelling...

Eindelijk stopt de koets en we mogen uitstappen. Waar zijn we? Het duurt even voordat ik de Kanaalweg herken. Aan de Kanaalweg ligt een oude begraafplaats en dat blijkt het doel van onze reis. Een oude man met een lantaarn wacht ons op bij het hek aan de ingang en gaat ons zwijgend voor. Bij een hoek in het pad zit het jongetje uit de ijssalon, verlicht door een spotje. Hij speelt met een bromtol. Plotseling rent hij weg, verder het kerkhof op. We lopen verder, tussen grafstenen door. Dan zien we weer een aangelicht tafereeltje: het jongetje zit op een schommel en de dame met de rozen staat er naast. De jongen heeft een draadloze telefoon en ik hoor hem telefoneren via mijn koptelefoon. Het gaat over een dodelijk bromfiets-ongeluk. Onze gids loopt verder, we gaan het kerkhof weer af. Bij de bocht in het pad ligt nog steeds de bromtol, maar nu liggen de rozen er ook, tussen brokken ijs. Verdriet...

Mogen we nu weer de koets in? Nee, dat is niet de bedoeling. De dame stapt in de voorste koets en haar bagage, tientallen koffers, gaat in de andere drie. En wij dan? Verlatenheid...

Als de koetsen vertrokken zijn, blijkt dat er toch nog aan ons gedacht is. Langs de kant van het kanaal is een steiger opgebouwd en daar liggen drie boten klaar. We stappen in en de boten zetten koers naar de binnenstad. We varen over de Oude Delft in de richting van de Oude Kerk. Overal langs de route zien we blauw licht. Blauwe schijnwerpers, blauw licht in de huizen. Blues in de koptelefoons. Op de eerste brug zit een vrouw in een rolstoel gitaar te spelen. Op de tweede brug zit, diezelfde vrouw! Dit herhaalt zich. Als we een brug gepasseerd zijn, wordt de vrouw in de rolstoel met een bestelautootje vliegensvlug naar de volgende brug gereden. Er komen opnieuw steigers in zicht. We gaan aan land. Wat staat ons nu te wachten? Nieuwsgierigheid...

We gaan naar binnen in een soort kunst-galerie. Overal hangen foto's. Operaties. Open gesneden lichaamsdelen. Wonden. Een vrouw met bloedvlekken over haar hele lichaam. We verlaten de galerie aan de achterkant en komen in de tuin. Daar ligt, in het water in de koude nacht, de vrouw van de foto. Pijn...

Door de tuin komen we een ander huis binnen. Waar zijn we nu? Dit is de hemel! Overal om ons heen zijn engelen. Ze maken muziek, ze masseren elkaar, ze bieden ons druiven aan, ze zijn lief, lief, lief...

We verlaten het engelenhuis aan de voorkant. We steken de gracht over en gaan daar weer een huis binnen. Daar gaan we een trap op. En nog een. En weer een. Tot we op het dak belanden. Daar is een vleugel opgesteld en stoelen voor het publiek. We krijgen een concert op het dak. De avondlucht is een groots decor. Het is helder en je kunt kilometers ver kijken. Een bedroefde zanger brengt het Baby Blue lied ten gehore:

Baby Blue,
Once I loved you,
Now you are gone,
Forever
Weemoed...

Via andere trappen gaan we weer naar beneden. We komen in de achterkamer van het huis terecht. Hier ligt opnieuw iemand opgebaard: een kabouter. Een beschaafde heer, gekleed in het zwart verwelkomt ons. De koptelefoons mogen even af. "Ach, u hoort niet tot de familie, zie ik. Wilt u een kopje koffie? Ja, het zijn kleine kopjes, dat hoort op een kabouterbegrafenis. Mag ik u dit kaartje overhandigen. De tekst is van de overledene zelf..."

Hij hield zo van de vogels, de bloemen en het gras.
Het zal nu nooit meer worden zoals het altijd was.
"Mooi he? Ja, hij heeft het zelf geschreven... Neemt u rustig de tijd om afscheid te nemen."

"Dames en heren. Ik zal even toelichten hoe het toegaat op een kabouterbegrafenis." - Iemand steekt een cigaret op. - "Om te beginnen, er mag gerookt worden. Roken moet mogen."

"Kabouters worden begraven in een konijnenhol. Voor de ingang van het hol worden dan groeisels, zoals champignons, uitjes, knollen en wortelen neergelegd. Als het konijn dan thuiskomt, ziet het aan de groeisels dat er een kabouter begraven ligt. Hij kan zijn hol dan niet meer gebruiken en aanvaardt de groeisels als betaling. Om dit gebruik in ere te houden, krijgt u nu allemaal een groeisel. Het is de bedoeling dat u dat in de tuin bij een van de grafjes neerlegt. Daarna gaan de koptelefoons weer op, want u moet verder!"

Ik leg mijn champignonnetje bij een van de grafjes in de tuin. Wat een sfeervolle begrafenis. Diep onder de indruk verlaat ik de tuin. Ontroering...

We gaan aan de achterkant de tuin uit en alweer een gebouw binnen. Hier staan stoelen voor ons op een rij. We nemen plaats en leveren onze koptelefoons in. Het is doodstil. Tegenover ons is een gordijn. Plotseling gaat het gordijn open en er barst een lawaai los! We zijn middenin een groot feest terechtgekomen. Mensen dansen en schreeuwen. Er wordt polonaise gelopen. De lucht is vol van confetti en serpentines. Er klinkt opzwepende salsa-muziek. We worden tussen de feestvierenden door naar buiten geleid. Daar staat een van de organisatoren en schudt ons de hand:

"Dit is het einde van de reis. Dank u voor uw aanwezigheid."

We staan weer op straat in Delft, een kilometer van ons vertrekpunt. In ruim twee uur tijd hebben we een heleboel emoties beleefd. We hebben ons laten leiden, zonder te weten wat er om de volgende hoek op ons wachtte. Nu is het plotseling voorbij. Een onvergetelijke ervaring die nooit meer terugkomt. Weemoed...

Laatste wijziging:
Aug 17 2004
© 1985-2006 E.G. Snel